Of we daar trots op mogen zijn? Daarover lopen de meningen sterk uiteen. De discussies over stikstofuitstoot, de alsmaar groeiende veestapel en de ruimte die landbouw inneemt zijn hevig.
Nederlandse boeren voeden de hele wereld
De cijfers zijn ongelooflijk: na de Verenigde Staten is Nederland de grootste exporteur van land- en tuinbouwproducten ter wereld – zo’n 6 procent van de wereldhandel is in onze handen. De meeste export vindt plaats met onze buurlanden. Een kwart van de Nederlandse export gaat naar Duitsland. Het gaat hierbij niet enkel om voedingsmiddelen. Hetgeen dat we het meest exporteren zijn namelijk bloemen: meer dan 90 procent van de sierteelt gaat naar het buitenland. Daarna volgt vlees, vervolgens zuivel en eieren en dan groenten en fruit.
Diepgewortelde exporttraditie
Deze exporttraditie zit diepgeworteld in onze historie. De fysieke omstandigheden van Nederland waren al vanaf de Middeleeuwen ronduit gunstig voor landbouw: de vruchtbare grond, het klimaat en de verbindingen over water maakten ons land optimaal. En daar is weinig aan veranderd. Het exportmodel dat we nu hebben dateert al van duizend jaar geleden.
Land- en tuinbouw is verweven in onze gehele samenleving. Het is toonaangevend in ons landschap, levert een grote bijdrage aan de economie en biedt daarnaast ook bijzonder veel arbeidsplaatsen. Niet enkel op het land of in de kas. Het grootschalige, internationale karakter vraagt om allerlei professionals. Het agrarisch personeel dient aangestuurd te worden, de financiële administratie op orde te zijn en er dient op het internationale toneel onderhandeld te worden. Dergelijke internationale onderhandelingen vragen op hun beurt weer om een gespecialiseerd technisch vertaalbureau
De schaduwzijde van de export
Deze grootschaligheid van de land- en tuinbouwproductie brengt ongelukkigerwijs allerlei maatschappelijke problematiek met zich mee. Het systeem is doorgeschoten en raakt regelmatig in het geding met milieudoelstellingen, dierenwelzijn en simpelweg ruimte. De maatschappelijke kosten die de export oplevert, worden echter niet betaald door de consument elders. Die is voor onze rekening. En daar dient een oplossing voor gevonden te worden. We willen niet van onze export af, maar wél van ‘de rommel’ die het achterlaat.