Welkom in Zuidhorn, Wonen, Winkelen, Westerkwartier

COLUMN van Piety: Klipper-klepper-klap

Door : Piety Veenema
Datum : 24 november 2013
100 0016

En door wat hij riep, waardoor het plots even schrijnde en er duizend gedachten door mijn hoofd vlogen die ik op dat moment niet toe kon laten. Maar de hele week heb ik er aan gedacht: aan mijn gesprekje met hem. En aan zijn rode klompen.


En aan een poeziealbumversje: Mijn klipper-klepper klompjes, doen klipper-klepper-klap,  als ik over een houten bruggetje, naar Piety’s huisje stap. In gedachten werd dat: Als ik over de grote plavuizen, door de slagerswinkel stap.
Meteen zag ik ook mijn vroegere buurjongetje voor mij die – ruim dertig jaar geleden met zijn vriendje - over het trottoir achter mij aan klipper-klepper-klapperde. In de hoop dat ze van buurvrouw Piety een snoepje zouden krijgen, want dát had ze eerder ook gedaan.

Van de ene herinnering tuimelde ik in de andere. En voor ik het wist belandde ik in een ver verleden. “Ik zal wel nooit vernoemd worden.” Dat zei mijn schoonvader in 1978, want hij vond zijn eigen naam niet mooi. Terwijl ik in stilte dacht: Nou, als wij ooit een kind krijgen en het wordt een jongetje, dan ga ik hem naar jou vernoemen. Maar helaas... Ik heb geen zoon gekregen. En ook geen dochter.

Gefeliciteerd, zei ik vorige week tegen vriendin Nelly, die voor de achtste keer oma is geworden. Een vriendin uit duizenden met wie ik oprecht de vreugde om het nieuwe leven kan delen, maar die ook weet heeft van mijn verlate verdriet. Want oma? Dat zal ik nooit worden.

In mijn hoofd zit nog steeds dat jongetje uit de slagerij. Hij wees naar mij en riep:‘Óóóma.’ Zijn moeder draaide zich om: ‘Nou… ik weet niet hoor of die mevrouw al oma is?’
‘Nou, qua leeftijd zou dat best kunnen, hoor,’ zei ik. ‘Je hebt het goed gezien, jochie.’
’Oóóma,’  glunderde hij nogmaals en tilde trots een voet omhoog. Ik begreep het al. Spiksplinternieuw. Knalrode glanzende klompen. Na mijn compliment klepperde hij parmantig naar zijn kleine broertje. ‘Laurens,’ zei hij trots. ‘Wat een prachtige naam,’ zei ik. ‘En hoe heet jij?’ Verlegen schurkte hij tegen zijn moeder aan en mompelde iets onverstaanbaars. Zijn moeder herhaalde zijn naam: ‘Karsten.’

‘Zeg je die mevrouw ook gedag?’ vroeg zijn moeder na het gebruikelijke plakje worst. Bij de deur draaide hij zich om en zwaaide naar me. ‘Dag Karsten,’ zei ik. ‘Dag Laurens.’

Ik wil hun namen onthouden. Daar weet ik wel een manier voor. Deze column!

Piety Veenema, www.pietyveenema.nl

 





Columns Zuidhorn