Welkom in Zuidhorn, Wonen, Winkelen, Westerkwartier

Column van Piety: De vrouw die wist wat ze wilde

Door : Piety Veenema
Datum : 7 november 2019
Foto piety grijs haar en profile

Ze woonde al 28 jaar in de straat schuin achter ons. Sinds 2003 alleen.
Dit voorjaar belde ik aan. Stilte. Door de steeg liep ik naar de bel bij haar achterdeur. Weer bleef het stil. ‘Ze is al een tijdje bedlegerig,’ zei de buurman. ‘ De deur is los, loop maar gewoon door naar de woonkeuken.’

Daar lag ze. Prinsheerlijk in bed. Deken tot aan haar kin. Het grijze haar opgestoken. Bril op. Heldere kraaloogjes. ‘Aha, daar ben je weer,’ zei ze. ‘Geef om vrijheid.’
‘Ja, het is weer zover. De collecte van Amnesty International.’
‘Gezellig,’ zei ze. En we haalden herinneringen op: aan alle keren dat ik – sinds 2006 – met de collectebus bij haar kwam. Meestal op de vroege avond. ‘Kom binnen,’ zei ze dan. ‘Even bijpraten.’  Dat werd minstens een halfuur, met koffie en chocolaatjes.
Altijd belangstellend naar het wel en wee van buurtgenoten. En ze sprak veel over Jan die zij – na zijn hersenbloeding – viereneenhalf jaar elke dag met de taxi bezocht in het verpleeghuis.
Wat was ze trots op haar dochters en kleinkinderen. En wat was ze enthousiast over mijn  “Ode aan Beatrix” in het krantje van de Oranjevereniging in 2012. ‘Ik heb het naar het Koningshuis gestuurd,’ riep ze  vanaf haar scootmobiel. Later liet ze me verguld het bedankkaartje zien: Hartelijk dank voor uw vriendelijke bericht.

Keurig verzorgd. Krachtig. Een pittige dame die wist wat ze wilde. Ook in de liefde: Ze wilde die “langpoot” Jan,  zei ze schaterend, die ze had ontmoet op een zangconcours.
Later runde ze - naast haar gezin-  samen met Jan jarenlang de kruidenierswinkel in het dorp.
Ze wist ook precies wat ze niet wilde nadat ze van de trap gegleden was: absoluut niet naar een verzorgingshuis. ‘In m’n eigen omgeving! Bij de foto’s van m’n dierbaren!’
Ze wilde haar  94ste verjaardag halen. Op 26 november. ‘Ik ben wel moe en vergeet ook veel. Verder gaat het wel goed, hoor. En ik heb Thuiszorg.’

Sinds die AI-collecte keek ik regelmatig even om het hoekje, vooral in die warme zomer. Maar zij had het onder haar deken nooit te warm. Het bed was haar heilig. ‘Wat lief dat je komt,’ zei ze vaak. ‘Daar doe je goed aan.’  
Slechts één keer, op 19 september, trof ik haar in de zitkamer: puzzelboekje op schoot, een in muizenhapjes gesneden krentenbol. Het smaakte haar niet.
‘Warm eten wil ze ook niet meer,’ zei de Thuiszorgmedewerkster. ‘Daar hebben we ons maar bij neergelegd, ze drinkt alleen nog. We komen nu zes keer overdag en ’s nachts twee keer.’

Gaandeweg werd ze steeds smaller, herinnerde zich steeds minder. Van ‘Piety en je’  werd ik ‘u en mevrouw.’ En ze noemde mijn achternaam, maar niet op dinsdagmiddag 22 oktober. ‘Ah, daar bent u weer.’  We spraken alleen nog over Jan en het zangconcours.
Heb ik er goed aan gedaan om voor haar te zingen? Dit was niet gepland. Het gebeurde gewoon. “De Heer is mijn herder”  en “De Heer zij ere.” En het zondagsschoollied dat ik als tienjarige leerde: “Eens zal ik Hem gelijk zijn. Eenmaal zullen… sneeuwwitte kleed’ren mij wachten.’

‘Mooi,’ fluisterde ze na elk lied en leek steeds even weg te glijden. Het kaarsje is bijna opgebrand dacht ik, terwijl ik haar wang streelde en ze haar kraaloogjes opsloeg. Die waren dof.

De volgende dag is ze voorgoed weggegleden. Heel stilletjes.
Dag lieve achterbuurvrouw. Ik ga u missen.

Piety Veenema  http://www.pietyveenema.nl
Voor reacties verwijs ik naar mijn site, onder COLUMNS

 





Columns Zuidhorn