Welkom in Zuidhorn, Wonen, Winkelen, Westerkwartier

“ex-evacué ‘44-‘45 na 67 jaar terug in Noordhorn” 2

Door : (WIZ web-redactie)
Datum : 17 september 2012

Lezend in het verhaal van Jan Zuijdijk kwamen er bij hem weer allerlei herinneringen op uit die tijd. Hieronder staan ze beschreven.

Begin 1945 – het laatste oorlogsjaar – besloten mijn ouders gebruik te maken van verschillende uitnodigingen uit het noorden des lands om weg te gaan uit Rotterdam. Er was haast geen eten meer te krijgen en zij waren van mening dat de terreursfeer van de bezetting op het platteland minder voelbaar was dan in Rotterdam. Sinds half 1943 was er altijd een joodse onderduiker in huis- twaalf in totaal. Dat gaf een enorme spanning als we ‘s nachts de zwarte laarzen langs het huis hoorden komen, altijd bang dat ze bij ons zouden stoppen. Bovendien gingen er geruchten dat de IJsselbrug bij Zwolle gesloten zou worden.Daardoor zou het sowieso onmogelijk worden nog naar het Noorden te gaan.

Ik was 14 jaar oud toen we met een groep van 10 per fiets naar het Noorden vertrokken. Mijn fiets had een kompakte cushion achterband . Op de bagagedrager een zware koffer. Onderweg bleven er mensen achter in Hoogeveen en Coevorden. Op dag 5 – na overnacht te hebben op een boerderij bij Assen – brak mijn achterwiel.Lopend naast mijn fiets kon ik mijn fiets met koffer nog wel vooruit krijgen. Om 5 uur des morgens gingen we op pad. Om ca 17:15 uur kwamen mijn tante , mijn broer en ik aan op de boerderij van Datema aan het Tolhek. Bij ons was ook onze  huishoudelijke hulp met haar zus. Die vonden al gauw onderdak in het dorp ,ik meen bij een caféhouder.
Daar stond ik in de kamer bij de Datema’s te vertellen over alles wat ons onderweg was overkomen o.a. beschietingen van militair gemotoriseerd verkeer door geallieerde piloten. Ineens trok ik wit weg, werd gelukkig opgevangen en in bed gestopt. Dat bed heb ik twee weken niet verlaten omdat ik volledig kapot was. Eten ging niet want het maag-darmstelsel was normaal eten helemaal ontwend. Vrouw Datema speelde daar goed op in en gaf me soepmbrei in het begin. Ik knapte aardig snel op en een poosje later nam Datema mij aan als zijn assistent in de boerderijwerkzaamheden.
Datema  beantwoordde met veel geduld de vragen over het boerderijleven van een stadsjochie! Ik heb er toch zo’n prachtige tijd gehad. Al gauw leerde ik melken en even later mocht ik eggen en rollen met twee paarden er voor.
Op de stal van Datema stonden koeien van zijn friese buurman wiens boerderij in vlammen was opgegaan. Deze buurman hoorde dat Datema mij de eerste instructies gaf over het melken van een koe. Op het moment dat Datema even naar achteren liep zei de fries dat ik maar moest proberen de eerste koe te melken op het hoekje. Voorzichtig maakte ik de melkketting  vast om de achterpoten, zette de kruk neer en keek naar de plaats waar doorgaans de melk vandaan moet komen bij een koe. Maar bij deze koe zag dat er heel anders uit: het bleek een stier te zijn. De fries had zijn lol!

Het was in die tijd dat ik ook kennis maakte met Zuijdijk. Ik zie hem nog aan komen lopen ,altijd met de schoffel of iets anders over de schouder. Bij hem was nog een evacué met de naam Hokke, ook uit Beveland.
Omdat Datema mij meestentijds op andere plaatsen stationeerde voor het werk als deze twee heren had ik niet veel contact met hen. Dus kan ik er ook geen verhaal over vertellen.

Ik schreef boven dat mijn ouders meenden dat de terreur van de bezetting op het platteland niet zo voelbaar was. Achteraf denk ik dat ze daarin gelijk hadden.   
Ik illustreer dat met het volgende: De Datema’s waren lidmaat van de gereformeerde kerk  te Zuidhorn. In die kwaliteit ontvingen ze op een goeie avond huisbezoek van twee ouderlingen. Ik werd uitgenodigd daarbij aanwezig te zijn omdat ik van huis uit ook gereformeerd was. Met verbazing stelde ik vast dat er met geen woord over de nood der tijden werd gesproken. De ouderlingen vonden inspiratie voor alles wat ze te zeggen hadden uit een tekst uit de profeten. De volgende dag liep ik met Datema over de kluiten. Ik vertelde hem mijn indruk van het huisbezoek, hoe het toch kon bestaan dat je maar net deed of er niets aan de hand was. Datema heeft mij toen vertroostend toegesproken herinner ik me zonder mij de détails te herinneren.

Ik ben ca 7 maanden bij de Datema’s geweest in 1945. Afgesproken werd dat ik na de bevrijding niet direct opgehaald zou worden door mijn ouders . Die waren blij dat ik het zo geweldig naar mijn zin had op de boerderij.

Ik denk met grote dankbaarheid terug aan die tijd. Ik heb er veel geleerd op de boerderij. Mijn broer en ik werden liefdevol opgenomen in het gezin.Dat blijft je je levenlang bij. Binnenkort hoop ik weer bij Sjabbo en Hilje Datema langs te komen.
Dan hebben we het er weer even over!

Casimir Hulst

 

» lees het betreffende artikel van Jan Blaauw

 





Columns Zuidhorn