De gele trui was allang uit zicht, maar wel had Bauke Mollema stiekem zijn oog op het podium laten vallen. „Natuurlijk had ik de top drie in mijn hoofd, maar als je de verhoudingen nu ziet, gaat dat lastig worden", zei de Zuidhorner na de eerste Alpen-etappe.
Hij moest zelf dus ook tot die harde conclusie komen. Op de lastige klim van Chamrousse (18,2 km à 7,3%) stonden zijn benen in brand. „Dat heb ik nog niet eerder gehad”, zo zocht Mollema naar een verklaring voor dat signaal van zijn lichaam dat hij nog niet kende.
Twaalf man moest hij voorrang verlenen op de eerste lange col van deze Tour de France, een plek waar hijzelf ook niet tevreden mee kon zijn. „Ik klim wel een plaatsje, want ik sta nu zevende”, zo probeerde de Belkin-kopman het positieve er nog van in te zien.
Wel zag hij de achterstand op de derde plek van Romain Bardet vergroten van 1.21 tot 1.53. „Ja, dat is de andere kant. De meeste andere renners die voor me stonden, lopen verder weg.”
Vorig jaar eindigde Mollema als zesde in de Tour achter geroutineerde ronderenners als Froome, Quintana, Rodriguez, Contador en de minder ervaren Kreuziger. Geen van deze coureurs is nog aanwezig in deze 101e editie van La Grande Boucle, of in het geval van Rodriguez kansloos voor een topklassering.
Na de eerste Alpenrit kun je dus niet zeggen dat er over het geheel genomen sprake is van verbetering. Het zwaartepunt moet echter nog komen en wellicht geeft de rit van vandaag naar Risoul wel een ander beeld, al lijkt dat niet realistisch.
Een blik in de ogen van Mollema vertelde op Chamrousse dat hij toch het podium nog niet helemaal uit zijn hoofd heeft gezet. „Een goed klassement rijden is niet alleen secondes winnen, maar ook op slechte dagen voorkomen dat je veel tijd verliest. En dat heb ik gedaan”, zo telde hij niet alleen de verloren secondes, maar ook zijn zegeningen.
telegraaf